Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Wijzigingswet bepalingen Mediawet ivm met het omvormen van de met de inning van de omroepbijdragen belaste dienst van Koninklijke PTT Nederland N.V. tot een publiekrechtelijk vormgegeven zelfstandig bestuursorgaan

 

Wet van 19 december 1996 tot wijziging van bepalingen van de Mediawet in verband met het omvormen van de met de inning van de omroepbijdragen belaste dienst van Koninklijke PTT Nederland N.V. tot een publiekrechtelijk vormgegeven zelfstandig bestuursorgaan
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is de met de inning van de omroepbijdragen belaste dienst van Koninklijke PTT Nederland N.V. om te vormen tot een publiekrechtelijk vormgegeven zelfstandig bestuursorgaan, en aan dit bestuursorgaan de bevoegdheid toe te kennen een aantal met de Mediawet strijdige gedragingen op administratiefrechtelijke wijze af te doen;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Artikel I
[Wijzigt de Mediawet.]

Artikel II
[Wijzigt de Provinciewet.]

Artikel III
1
In afwijking van artikel 122g van de Mediawet, is het personeel van de Dienst omroepbijdragen tot een bij of krachtens wet te bepalen datum werkzaam krachtens arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht. Het personeel is tot die datum geen overheidswerknemer in de zin van artikel 2, eerste lid, onderdeel a, van de Wet privatisering Abp.
2
De personen die op de in het eerste lid bedoelde datum behoren tot het personeel van de Dienst omroepbijdragen, zijn met ingang van die datum van rechtswege aangesteld als ambtenaar in dienst van de Dienst omroepbijdragen met een rechtspositie die in totaliteit ten minste gelijkwaardig is aan die welke voor elk van hen gold krachtens zijn arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht.

Artikel IV
1
Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen en Koninklijke PTT Nederland N.V. stellen gezamenlijk een lijst vast van de namen en functies van de personen die krachtens arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht behoren tot het personeel van de met de inning van de omroepbijdragen belaste dienst van Koninklijke PTT Nederland N.V.
2
De overgang van de met de inning van de omroepbijdragen belaste dienst van Koninklijke PTT Nederland N.V. naar de Dienst omroepbijdragen wordt aangemerkt als de overgang van een onderneming, bedoeld in artikel 1639aa van boek 7A van het Burgerlijk Wetboek.
3
De artikelen 1639bb tot en met 1639dd van boek 7A van het Burgerlijk Wetboek zijn niet van toepassing ten aanzien van de directeur van de met de inning van de omroepbijdragen belaste dienst van Koninklijke PTT Nederland N.V.
4
De directeur van de Dienst omroepbijdragen wordt voor de eerste periode van vijf jaren benoemd door Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen.

Artikel V
1
Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen bepaalt in overeenstemming met Koninklijke PTT Nederland N.V. welke vermogensbestanddelen van Koninklijke PTT Nederland N.V. die aan haar met de inning van de omroepbijdragen belaste dienst worden toegerekend, worden overgedragen aan de Dienst omroepbijdragen.
2
De in het eerste lid bedoelde vermogensbestanddelen gaan met ingang van de datum van inwerkingtreding van deze wet onder algemene titel over op de Dienst omroepbijdragen, tegen een door Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen in overeenstemming met Koninklijke PTT Nederland N.V. te bepalen waarde.
3
Ingeval krachtens het eerste en tweede lid registergoederen overgaan, zal verandering in de tenaamstelling in de openbare registers, bedoeld in afdeling 2 van titel 1 van boek 3 van het Burgerlijk Wetboek, plaatsvinden. De daartoe benodigde opgaven worden door de zorg van Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen aan de bewaarders van de desbetreffende registers gedaan.
4
Ter zake van de overgang, bedoeld in het tweede lid, is geen overdrachtsbelasting of omzetbelasting verschuldigd.

Artikel VI
Archiefbescheiden van de met de inning van de omroepbijdragen belaste dienst van Koninklijke PTT Nederland N.V. gaan met ingang van de datum van inwerkingtreding van deze wet over naar de Dienst omroepbijdragen, voor zover zij niet overeenkomstig de Archiefwet 1995 zijn overgebracht naar een archiefbewaarplaats.

Artikel VII
1
In wettelijke procedures en rechtsgedingen waarbij Koninklijke PTT Nederland N.V. is betrokken, treedt met ingang van de datum van inwerkingtreding van deze wet de Dienst omroepbijdragen in de plaats van Koninklijke PTT Nederland N.V., voor zover de wettelijke procedure of het rechtsgeding betrekking heeft op haar met de inning van de omroepbijdragen belaste dienst.
2
In wettelijke procedures en rechtsgedingen waarbij de directeur van de met de inning van de omroepbijdragen belaste dienst van Koninklijke PTT Nederland N.V. is betrokken, treedt met ingang van de datum van inwerkingtreding van deze wet de directeur van de Dienst omroepbijdragen in de plaats van de directeur van de met de inning van de omroepbijdragen belaste dienst van Koninklijke PTT Nederland N.V.
3
In zaken waarin voor de datum van inwerkingtreding van deze wet op grond van artikel 12 van de Wet Nationale ombudsman aan de Nationale ombudsman is verzocht een onderzoek te doen dan wel de Nationale ombudsman op grond van artikel 15 van die wet een onderzoek heeft ingesteld naar een gedraging die kan worden toegerekend aan de directeur van de met de inning van de omroepbijdragen belaste dienst van Koninklijke PTT Nederland N.V., treedt de directeur van de Dienst omroepbijdragen op die datum als orgaan in de zin van de Wet Nationale ombudsman in de plaats van de directeur van de met de inning van de omroepbijdragen belaste dienst van Koninklijke PTT Nederland N.V.

Artikel VIII
De inwerkingtreding van deze wet heeft geen gevolgen voor strafrechtelijke procedures die op het tijdstip van inwerkingtreding aanhangig zijn inzake overtredingen als bedoeld in artikel 140 van de Mediawet, zoals dat artikel luidde voor de inwerkingtreding van deze wet.

Artikel IX
Eventuele naheffingsaanslagen terzake van omzetbelasting, opgelegd aan Koninklijke PTT Nederland N.V., komen voor rekening van de Dienst omroepbijdragen, voor zover deze naheffingen betrekking hebben op goederen of diensten die voor de inwerkingtreding van deze wet zijn geleverd dan wel verricht door de met de inning van de omroepbijdragen belaste dienst van Koninklijke PTT Nederland N.V.

Artikel X
Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap zendt binnen vijf jaar na de inwerkingtreding van deze wet en vervolgens telkens na vijf jaar aan de Staten-Generaal een verslag van de doeltreffendheid en doelmatigheid van het functioneren van de Dienst omroepbijdragen.

Artikel XI
1
Artikel I, onderdelen A, C, D, G en O, en artikel II van deze wet treden in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin zij wordt geplaatst.
2
De overige artikelen van deze wet treden in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven te 's-Gravenhage, 19 december 1996
Beatrix
De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen,
a
Nuis
Uitgegeven de drieëntwintigste december 1996
De Minister van Justitie,
w
Sorgdrager